Eén standaard voor walstroom en havengeld in alle binnenhavens
Binnen het programma Topcorridors werken binnenhavens en marktpartijen aan één landelijke digitale standaard voor walstroom en havengeld. In een living lab wordt getest hoe schippers straks in binnenhavens met hun eigen app overal kunnen boeken en afrekenen. Martijn van Hengstum (Rijkswaterstaat) en Ward Koopmans (CGI) over de aanpak en de uitdagingen.

De digitalisering van de Nederlandse binnenhavens krijgt een forse impuls. Rijkswaterstaat, havenbedrijven en commerciële IT-dienstverleners werken samen in het Topcorridorsprogramma aan een landelijk afsprakenstelsel voor walstroom en havengelden. Het doel: binnenvaartschippers moeten straks met hun eigen software overal in Nederland moeiteloos ligplaats en walstroomfaciliteiten kunnen vinden, boeken en betalen. ‘We willen dat het net zo vanzelfsprekend wordt als straatparkeren’, zegt Martijn van Hengstum, Programmamanager Scheepvaartverkeersmanagement bij Rijkswaterstaat.
Van Hengstum leidt het team Digitalisering Binnenhavens in opdracht van de Goederenvervoerscorridor Oost en Zuidoost. ‘Binnenhavens hebben de afgelopen jaren hun eigen digitale diensten aanbesteed’, legt hij uit. ‘Walstroom, havengelden, drinkwatervoorziening, afvalafvoer: het is gefragmenteerd en vaak per haven anders geregeld. Dat is onhandig voor schippers die door heel Nederland varen. Zij moeten telkens een andere app downloaden en verschillende facturen verwerken. Wij willen, net als bij iDEAL of het Servicehuis Parkeer- en Verblijfsrechten (SHPV), de data-uitwisseling veiliger en eenvoudiger maken en standaardiseren.’
Ward Koopmans, ingehuurd vanuit CGI en lid van het programmateam, benadrukt dat het niet om een kleinschalig proefproject gaat. ‘We noemen het bewust een living lab en geen pilot. Het is niet: we kijken of het werkt en stoppen daarna. We bouwen iets, leren ervan en schalen het vervolgens landelijk op. De ambitie is dat iedere binnenvaartondernemer straks met zijn eigen app overal terechtkan.’
Van versnippering naar federatief datadelen
De kern van de aanpak is volgens Van Hengstum federatief datadelen. ‘Schippers hoeven zich straks nog maar één keer identificeren en toestemming geven voor het gebruik van hun AIS-positie voor binnenhavendiensten, het automatische identificatiesysteem van hun schip. Daarna kunnen ze bij elke deelnemende organisatie havendiensten afnemen en krijgen ze een eenduidige factuur. Net als bij online winkelen: je rekent af via iDEAL, maar je kiest zelf bij welke bank je zit.’
Dat vraagt om een afsprakenstelsel waar zowel publieke als private partijen zich in kunnen vinden. Koopmans: ‘Er zijn nu zo’n tien commerciële IT-aanbieders actief voor walstroom of havengelden en daarnaast eigen systemen van havens. Die partijen hoeven niet te verdwijnen, maar we raden ze wel aan om zich aan te sluiten bij het landelijke samenwerkingsverband PortlinQ. Om dit samenwerkingsverband draait het straks allemaal en die kun je vergelijken met straatparkeren: verschillende aanbieders blijven hun apps aanbieden, maar de gebruiker kan overal terecht met één account. De grootste uitdaging ligt bij de bestaande serviceproviders: zij moeten een beetje meebewegen. Dit wordt geen staatsoplossing; markt en overheid werken samen.’
Een stevige opgave
De complexiteit zit niet alleen in de techniek. Gemeentelijke binnenhavens heffen havengelden op basis van lokale verordeningen; grote commerciële havens zoals Rotterdam en North Sea Port hanteren eigen verdienmodellen. ‘Iedereen heeft zijn eigen systemen voor facturatie en ligplaatsreservering’, zegt Van Hengstum. ‘Sommige havens hebben zelfs meerdere identificatieregisters, of helemaal geen reserveringssysteem. De kunst is om dat te vertalen naar een uniforme, veilige manier van datadeling onder de motorkap van PortlinQ.’
Koopmans merkt dat de stap voor sommige havens groot is. ‘Sommige gemeenten hebben de afgelopen jaren met publieke middelen al flink geïnvesteerd in hun eigen digitalisering. Dan is het best een uitdaging om nu nog een extra slag te maken en aan te sluiten bij een landelijk afsprakenstelsel. Ons programma moet de komende anderhalf jaar vaak en op veel plaatsen dit verhaal vertellen.’
Living labs: leren en opschalen
Om de praktijk te toetsen, is een living lab ingericht. ‘We hebben een omgeving met een autorisatieregister waarin staat wat een binnenhaven mag en wat een schipper mag’, legt Van Hengstum uit. ‘Wie is de gebruiker, wie betaalt de rekening? Nu is dat versnipperd. We gaan leren hoe we dat eenduidig kunnen organiseren.’
Koopmans vult aan: ‘De eerste versie zal ongetwijfeld kinderziektes hebben. Een schipper kan zeggen: ‘Je moet ook dit kunnen.’ Of een haven zegt: ‘Het moet wel koppelen met mijn facturatiesysteem. Dat is precies de bedoeling: in een kleine groep leren en daarna opschalen.’
De parallellen met straatparkeren zijn duidelijk. ‘We willen dat schippers, net als automobilisten, hun favoriete app kunnen gebruiken’, zegt Koopmans. Daarom moeten we goede afspraken maken over hoe data gedeeld wordt en hoe we de privacy en veiligheid borgen.’
Naar een landelijke standaard
Op 1 oktober start het programma officieel met de marktpartijen. De ambitie is dat in het eerste kwartaal van 2026 een volwaardig afsprakenstelsel en een eerste werkende versie van het platform gereed zijn. ‘Dan hebben we ook een business case’, aldus Van Hengstum. ‘Wat kost het, wat levert het op? Dat wordt een go/no-go-moment: kunnen we dit landelijk doorzetten?’
Rijkswaterstaat verwacht niet dat zij het platform zelf bouwen of beheren. ‘Dat is niet onze kerntaak’, zegt hij. ‘Waarschijnlijk besteden we het uit, zoals het SHPV dat ook heeft gedaan met het Nationaal Parkeer Register. Zij hebben vijftien commerciële apps die er gebruik van maken. Wij kijken goed naar hun aanpak, maar houden de opties nog open.’
Samen naar de volgende fase
De komende maanden worden cruciaal. ‘We hebben tien tot twintig bestaande systemen in kaart. Nu is het zaak dat marktpartijen, havens en schippers samen de spelregels vastleggen. Het gaat om identificatie, autorisatie en het veilig delen van data.’